BouwTotaal 10 - 2025

NUMMER 10 | JAARGANG 22 | OKTOBER 2025 PLATFORM VOOR HEEL BOUWEND NEDERLAND BOUWTOTAAL Boels bouwt mee aan de toekomst: ‘s werelds eerste energie-eiland Pag. 37 BEZOEK OOK DE WEBSITE WWW.BOUWTOTAAL.NL THEMA BOUWPLAATS & LOGISTIEK TOPKWALITEIT ALUMINIUM DAK- EN GEVELPRODUCTEN ALTIJD OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE BOUWNIEUWS? SCAN DE QR-CODE EN MELD U AAN VOOR ONZE GRATIS NIEUWSBRIEF!

3 NUMMER 10 - OKTOBER 2025 ACTUEEL Assemblageplaats De bouwplaats wordt in toenemende mate een assemblageplaats. Pakweg vijftien jaar geleden sprak ik een specialist binnen Nieman Raadgevende Ingenieurs, die toen al onderzoek deed naar de kwaliteitsborging van aansluitingen op de bouwplaats bij volledige prefabricage van een woning. Want die aansluitingen worden steeds kritischer. Prefab elementen of zelfs complete units hebben een hoge kwaliteit doordat ze onder gecontroleerde omstandigheden in de fabriek zijn vervaardigd. Maar de assemblage op de bouwplaats is lastiger te beheren dan de productie in een fabriekshal of werkplaats. Op de bouwplaats hebben we andere uitdagingen, zoals ongunstige weersomstandigheden, logistieke problemen door verkeerscongestie, minder gunstige arbeidsomstandigheden en wellicht meer hinder van stof en zand. Maar we moeten wel luchtdicht bouwen, zonder koudebruggen. Alsof we high-tech onderdelen in een zandbak met veel wind en regen op een printplaat willen solderen. Er worden dus hoge eisen gesteld aan het assemblageproces. Beter imago Een voordeel van verregaande prefabricage is in ieder geval dat de bouwplaats steeds schoner wordt. In het uiterste geval bestaat een woning uit een aantal units. Stekkerklaar, waarbij de woning snel is aan te sluiten op de nutsvoorzieningen. Na plaatsing nog de dakpannen erop en de aansluitnaden afwerken. Daardoor is er veel minder restafval en er zijn nauwelijks nog losse bouwmaterialen. Daarnaast moeten we steeds meer emissievrij werken met elektrisch materieel, waardoor bouwplaatspersoneel geen hinder meer heeft van schadelijke uitstoot. Verder lopen (hoofd)uitvoerders steeds vaker met een tablet rond, in plaats van een notitieboekje en mobieltje. Real-time kunnen ze hiermee het proces volgen en sturen. Wellicht zien we straks zelfs bouwplaatspersoneel met een VR-bril, waarbij ze projecties zien die aangeven wat ze precies moeten doen. De bouwplaats als assemblageplaats met hypermoderne apparatuur en een hoge automatiseringsgraad. Dat moet toch ook aantrekkelijk zijn voor jongeren? De bouwplaats als speelplaats voor jongeren met een MBO- of HBO-opleiding! Resumerend denk ik daarom dat de transitie van de bouwplaats – met veel aandacht voor gezond en veilig werken – de bouw toekomstbestendig zal maken. INHOUD COLUMN ING. FRANK DE GROOT 12 25 04 Snel Gebouwd Prefab met EPS 05 Snel Gebouwd Column: Logistieke aspecten van prefab bouwen in 2026 07 Actueel In de Spotlight 09 Actueel Den Haag Update en Bouwmonitor 11 Bouwvisie De knop om THEMA BOUWPLAATS & LOGISTIEK 12 Bouwplaats & Logistiek Hoe ziet de bouwsector er in 2040 uit? 14 Bouwplaats & Logistiek Bouwlogistiek moet efficiënter en duurzamer 17 Bouwplaats & Logistiek Alle bouwfysische metingen in één meetportaal 19 Bouwplaats & Logistiek Structurele kwaliteitsborging op de bouwplaats 21 Bouwplaats & Logistiek Gevaar bouwplaats: onvermijdelijk risico of wake-up call? 22 Bouwplaats & Logistiek Nieuws 25 Bouwplaats & Logistiek Nooit meer wachttijden EN VERDER 27 Bouwkosten Betonnen kolom of ligger in het werk storten 29 Bouwfouten Veilig inspecteren van PUR 30 Slim Ruimtegebruik Cargo in de Algarve 33 Bouwhelden Werkvoorbereider Thijs Hogendorp 41 Afbouw Praktijkoplossingen Stukadoorswerk: te veel onvlakheden en ruwe plekken 43 Afbouw Nieuws 45 Productnieuws Nieuws Uitzendkrachten relatief vaak betrokken bij arbeidsongeval De Arbeidsinspectie heeft in 2024 1.990 onderzoeken naar arbeidsongevallen afgerond. Het gaat om arbeidsongevallen die werkgevers verplicht moeten melden, omdat er sprake is van ziekenhuisopname, blijvend letsel of overlijden. Uit de Arbeidsongevallenmonitor blijkt dat uitzendkrachten vaker betrokken zijn bij arbeidsongevallen dan werknemers die in vaste dienst zijn. Bij de onderzoeken waren 2.001 slachtoffers betrokken, waarvan 58 personen zijn overleden. Omdat niet alle ongelukken bij de Inspectie worden gemeld, ligt het werkelijke aantal arbeidsongevallen een stuk hoger. Sommige sectoren hebben vaker te maken met arbeidsongevallen. Vooral in de Industrie, Bouwnijverheid, Handel en Vervoer en Opslag gebeuren veel ongelukken. Als rekening wordt gehouden met de omvang van een sector dan zijn er behalve in deze sectoren, ook relatief veel ongevallen bij Waterbedrijven en Afvalbeheer. Dit beeld is vergelijkbaar met eerdere jaren en laat zien dat werknemers in deze sectoren een verhoogd risico hebben op een arbeidsongeval. Het meest voorkomende ongevalstype is vallen. KWETSBARE UITZENDKRACHTEN Uit de Arbeidsongevallenmonitor blijkt verder dat uitzendkrachten vaker betrokken zijn bij arbeidsongevallen dan werknemers die in vaste dienst zijn. Bij 18 procent van de onderzochte ongevallen was het slachtoffer een uitzendkracht, terwijl zij ongeveer 4 procent van de werkende beroepsbevolking vormen. In sommige sectoren, zoals de Industrie, is dit verschil nog groter. Daar is bijna een kwart van de slachtoffers een uitzendkracht, terwijl hun aandeel in deze sector op 8 procent wordt geschat. Het is daarom belangrijk dat zowel inlenende bedrijven als uitzendbureaus aandacht hebben voor veilige arbeidsomstandigheden bij uitzendkrachten. MINDER VAAK, MAAR WEL ERNSTIGE ONGEVALLEN De monitor kijkt dit keer ook naar type ongevallen die minder vaak voorkomen, maar niet minder ernstig zijn. Dit zijn arbeidsongevallen door vuur, brand, explosie of elektriciteit, contact met mensen of dieren, zware lichamelijke inspanning en situaties waarbij mensen bedolven raken, verdrinken of last krijgen van decompressie. Tussen 2020 en 2024 waren er 450 meldingen van dit type ongevallen. Dat is ongeveer 6 procent van alle geregistreerde meldingsplichtige arbeidsongevallen. MELDPLICHT Volgens de Arbowet moeten werkgevers arbeidsongevallen direct melden bij de Arbeidsinspectie, zoals bij ziekenhuisopnamen, blijvend letsel en overlijden. Ook als iemand later alsnog moet worden opgenomen of blijvend letsel heeft, geldt de meldingsplicht.

PLATFORM VOOR HEEL BOUWEND NEDERLAND 4 SNEL GEBOUWD Prefab met EPS: sneller bouwen, slanker ontwerpen, duurzamer isoleren Snel gebouwd De kracht van prefab Steeds meer prefab-producenten en bouwbedrijven schakelen daarom over op circulair EPS als isolerende én constructieve oplossing. Prefab-specialist Edward Olthof van Kingspan Unidek deelt zijn inzichten vanuit de praktijk. SLANKER BOUWEN, MEER NETTO WOONRUIMTE Het grootste voordeel van EPS in prefab toepassingen is de hoge isolatiewaarde bij een relatief geringe dikte. In projecten waar de ruimte beperkt is, kan dat doorslaggevend zijn, vertelt Edward: “Bij compacte woningen of gebouwen telt elke centimeter. Dankzij de slanke opbouw van EPS blijft er aan de binnenzijde meer bruikbare ruimte over.” Ook constructief biedt EPS voordelen. Het materiaal is vormvast en draagt bij aan de stijfheid van het prefab-element. Hierdoor zijn in veel gevallen minder constructieve stijlen of liggers nodig. “Dat leidt niet alleen tot materiaalbesparing en minder handelingen, maar beperkt ook het aantal koudebruggen. De totale isolatieprestatie van een gevel wordt er beter van.” MINDER HANDELINGEN OP DE BOUWPLAATS In prefab toepassingen wordt EPS tot sandwichpanelen verlijmd tussen binnen- en buitenplaten. Deze panelen kunnen volledig op maat worden geproduceerd, inclusief uitsparingen, hoeken en schuinte. “Omdat deze elementen volledig prefab worden aangeleverd, zijn op de bouwplaats nauwelijks nog handelingen nodig,” legt Edward uit. vier lagen, zonder hulpconstructies van staal of beton. Dat is mogelijk omdat de constructieve eigenschappen van EPS-panelen sterk genoeg zijn om dit op te vangen.” Edward wijst erop dat prefab EPS-elementen niet alleen in nieuwbouw, maar ook in renovatieprojecten worden ingezet. “Vooral bij verduurzaming van bestaande woningen – denk aan gevelrenovaties – biedt het systeem voordelen. Slank, licht en eenvoudig te monteren.” PREFAB IN TRANSITIE: EPS PAST BIJ DE BOUWVRAAG VAN MORGEN De prefabsector blijft zich ontwikkelen en volgens Edward zal de rol van EPS daarin alleen maar toenemen. “De combinatie van prestaties, verwerkbaarheid, duurzaamheid en snelheid is moeilijk te evenaren. Zeker nu er meer nadruk komt op circulair bouwen en CO2-reductie, zie je dat EPS als isolatiemateriaal echt opvalt. EPS sluit naadloos aan op de eisen van de hedendaagse én toekomstige bouw.” De druk op de bouwsector neemt toe. Er moeten méér woningen komen, op minder ruimte, met minder bouwplaatsmedewerkers — en liefst ook nog duurzamer. Niet verwonderlijk dus dat prefab bouwen terrein wint. En in die ontwikkeling speelt geëxpandeerd polystyreen (EPS) een opvallende rol. Het materiaal combineert hoge isolatiewaarden met slanke bouwdelen en biedt bovendien voordelen op het gebied van snelheid, circulariteit en transport. “Folie aanbrengen, isolatie op maat snijden, beplating zagen – dat is allemaal al gedaan in de fabriek.” Dat levert aanzienlijke tijdwinst op in het bouwproces. Zeker voor productiebedrijven die kampen met personeelstekorten biedt dat uitkomst. “Met minder mensen kan dezelfde output worden gehaald, of zelfs meer. Het productieproces wordt voorspelbaarder en efficiënter.” LICHT MATERIAAL, DUURZAAM RESULTAAT EPS draagt in meerdere opzichten bij aan een duurzamer bouwproces. Dankzij het lichte gewicht zijn minder transportbewegingen nodig. “Omdat het materiaal volumineus maar toch licht is, kan bij prefab projecten vaak een groot aantal elementen in één keer worden vervoerd,” zegt Edward. “Dat verlaagt het aantal transportbewegingen én de bijbehorende CO2-uitstoot.” Daarnaast zorgt het werken met prefab EPS-panelen voor een efficiënte verwerking zonder zaagverlies. “Producenten leveren het materiaal volledig op maat, waardoor afval op de bouwplaats tot een minimum beperkt blijft.” Restmateriaal dat toch ontstaat, wordt vaak ingezameld en zonder kwaliteitsverlies hergebruikt in het productieproces. Deze aanpak sluit aan bij de circulaire ambities van de bouwsector. Bovendien scoort EPS goed in levenscyclusanalyses. “Panelen waarin gerecycled EPS is verwerkt, behalen aantoonbaar betere scores in de Nationale Milieudatabase. Daarmee leveren ze direct een bijdrage aan een lagere MPG-score van het gebouw.” TOEPASSINGEN IN WONINGBOUW EN UNITBOUW EPS wordt onder meer toegepast in prefab gevels, dakelementen (zoals scharnierkappen), vloeren en dakkapellen. Door de combinatie van lichtheid en sterkte is het materiaal ook geschikt voor modulaire bouw. “Bij tijdelijke huisvesting of recreatiewoningen zie je dat complete units gestapeld worden tot  Bron: BEWI IsoBouw  Bron: Kingspan Unidek  Bron: Kingspan Unidek Wil je meer weten over prefab bouwen met EPS? Bekijk de video over prefab EPS gevels op SlimIsoleren.nl of scan de QR-code.

5 NUMMER 10 - OKTOBER 2025 ACTUEEL COLUMN JOHAN OLTVOORT In 2026 gaan we veel uitdagingen krijgen voor de bouw en met name de prefab bouw. Geprefabriceerde bouwelementen worden op een centrale plaats geproduceerd en meestal via transport over de weg naar de bouwlocatie gebracht. Dat biedt veel voordelen, maar er zijn ook donkere wolken… Centraal produceren biedt onafhankelijkheid van weersomstandigheden. Er kan efficiënt geproduceerd worden en de kwaliteit kan worden geborgd. Op de bouwlocatie worden de losse elementen gemonteerd en er ontstaat een bouwwerk. Het zijn complete wand-, vloer- of dak-elementen. Door prefab toe te passen in de ruwbouw gaat de bouwsnelheid omhoog en zijn er minder activiteiten op de bouwplaats zelf. Echter er hangen nogal wat donkere wolken boven de bouw. Werken met prefab vraagt een strakke planning. De voordelen zijn groot, echter nadelen zijn er ook. Als er nog nagedacht moet worden over de constructie en uitvoering tijdens de bouwfase werkt het niet. Gebruik van prefab is een bewuste keuze. Eerst goed en daarna snel. LOGISTIEKE UITDAGINGEN Vanaf 1 juli 2026 komt er een kilometerheffing op transport. Dit zou een stimulans kunnen zijn om meer in de regio te produceren en het wagenpark te moderniseren. Maar als die vervuilende vrachtwagens geëxporteerd worden is hier het probleem wel opgelost, maar niet voor de hele wereld. Verder is het just-in-time leveren een uitdaging in binnenstedelijke locaties en door de overvolle wegen met bijbehorende files. Men kan ook zoeken naar andere oplossingen, zoals het werken vanuit een BouwHub en van daaruit met kleiner en schoner materieel de bouwmaterialen naar de locatie transporteren. Echter dit is geen oplossing voor grote en zware elementen. Ook kan men kiezen om buiten de spits te werken. Dat vraagt dan weer geluidsarm materieel om niet ’s nachts de buurt wakker te houden. Misschien zorgt de logistiek ervoor dat we op een andere manier gebouwen gaan ontwerpen. Lichtere en vaak biobased materialen zouden een oplossing kunnen zijn. Er moet echter een antwoord gevonden worden om vloeren en wanden aan de geluids- en brandeisen te laten voldoen. Een andere uitdaging ligt niet direct in de producten zelf, maar in de organisatie. Vooral voor de niet al te grote projecten is de planning nogal eens lastig. Willen productiebedrijven efficiënt werken dan moet er een constante stroom van orders zijn. Hollen of stilstaan werkt inefficiënt. Er zijn talloze oorzaken dat een bouw nog niet kan beginnen of dat er stagnatie tijdens het proces plaatsvindt. Veel van die oorzaken komen van buiten, maar ook van intern. Het totaal vraagt om een strakke regie. Ik heb veel respect voor de regisseurs in de bouw. Blijf volhouden, ook in een toekomst die ongewis is. Johan Oltvoort Directeur Olbecon en Olcas Johan geeft maandelijks in BouwTotaal zijn visie op de rol van prefab in de bouw. Logistieke aspecten van prefab bouwen in 2026 Houtbouw verzekerbaar houden Houtbouw is bezig met een opmars, naast laagbouw ook steeds meer bij hoogbouw. Helaas is houtbouw op dit moment een containerbegrip zonder gemeenschappelijke definitie. Daarnaast ontbreken langetermijndata over houtbouwgerelateerde schades. Opdrachtgevers, ontwerpers en bouwers worden hierdoor geconfronteerd met onzekerheid over aansprakelijkheid en verzekerbaarheid tijdens de bouwfase, gebruiks- en garantietermijn.  Logistieke uitdagingen waren er vroeger ook al, maar dan om heel andere redenen. De bestaande regelgeving en verzekeringsmarkt sluit slechts in beperkte mate aan op de specifieke risico’s van houtconstructies. Dat constateert Aon, risicoadviseur en verzekeringsmakelaar. In het Whitepaper ‘Houtbouw verzekerbaar houden’ doet Aon een oproep tot samenwerking voor een duurzame toekomst. BLIJFT HOUTBOUW VERZEKERBAAR? Er is veel onzekerheid over aansprakelijkheid en verzekerbaarheid tijdens de bouwfase, gebruiks- en garantietermijn. Bekende risico’s van houtbouw zijn brand, water- en vochtschade, biologische (bijvoorbeeld houtrot en schimmelgroei) en klimaatgerelateerde schades. Naarmate het aantal bouwlagen toeneemt, stijgt het risico en daalt in de regel de verzekerbaarheid. Waar die grens ligt, hangt af van het verzekeringsproduct (ofwel het risico dat je wilt verzekeren), de verzekeraar en de getroffen maatregelen. DEFINITIE HOUTBOUW Er bestaat nog geen uniforme, vastgestelde definitie van houtbouw bij verzekeraars. Sommige verzekeraars spreken over houtbouw wanneer dragende delen van hout zijn. Andere hanteren een percentage houtgebruik als criterium. In een poging tot een gemeenschappelijke definitie te komen, stelt Aon voor de volgende omschrijving te gebruiken: • Houtbouw is een bouwvorm waarbij minimaal 50% van het volume van de hoofddraagconstructie bestaat uit hout of houtproducten, zoals kruislaaghout (CLT) of gelamineerd hout (GLT/ LVL). De uitdaging ligt voornamelijk bij gestapelde houtbouw. Hiervoor hanteert Aon de volgende definitie: • Gestapelde houtbouw is houtbouw conform bovenstaande definitie met meerdere bouwlagen, met uitzondering van grondgebonden woningen. TOETSINGSKADER EN RICHTLIJNEN “Het gebruiken van bestaande toetsingskaders, zoals die van SWK, en het anticiperen op nieuwe richtlijnen als NTA 6125 ‘Brandveiligheid massieve houtbouw’, helpen bij het leggen van een solide basis voor een veilige, verzekerbare en toekomstbestendige toepassing van hout in de Nederlandse bouw”, aldus Alex in ’t Veen, Industry Director Construction bij Aon. Het SWK-toetsingskader bevat gebundelde kennis van grote bouwbedrijven, aangevuld met de ervaring van specialisten uit de verzekeringsbranche en ondervangt het gebrek aan normering tijdens de bouwfase. De NTA 6125 is een initiatief van het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN), in samenwerking met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en de markt. Het voorziet in een methode voor het uitvoeren van brandrisicoanalyses, specifiek toegespitst op massief houten bouwconstructies. “Evalueer en actualiseer maatregelen en richtlijnen op basis van praktijkervaring en nieuwe inzichten, zodat het risicomanagement aansluit bij de actuele stand van techniek en regelgeving”, is het advies van In ’t Veen. INTEGRALE EN PROACTIEVE BENADERING Aon roept ook op om verzekeringsadviseurs in een vroeg stadium te betrekken bij houtbouwprojecten. “Zo identificeer je tijdig risico’s en beheersmaatregelen en vergroot je de verzekerbaarheid. Uiteindelijk draait het ook gewoon om samenwerking en kennisdeling met alle betrokken partijen. Alleen dan kunnen we komen tot een gezamenlijke standaard voor veilig en verzekerbaar bouwen met hout”, besluit de Industry Director Construction bij Aon. Whitepaper downloaden? Ga naar www.aon. com en vul in het zoekvak in: ‘Houtbouw’.  Alex in ’t Veen, Aon: “Evalueer en actualiseer maatregelen en richtlijnen op basis van praktijkervaring en nieuwe inzichten.”

DE FUNDERING VAN DIGITALISERING Op 19 & 20 november 2025 komt de bouwsector samen in het Beatrixgebouw Utrecht voor DigiBouw: hét event over digitalisering in ontwerp, bouw en techniek. Twee dagen vol inspirerende keynotes, praktische toepassingen en waardevolle ontmoetingen geven je de inzichten en handvatten om je organisatie efficiënter, duurzamer en toekomstbestendig te maken. Samen met onze partner BouwTotaal maken wij er een geweldige beurs van. Lezers van BouwTotaal kunnen zich gratis registeren met kortingscode BouwTotaal. Of scan de QR-code! In samenwerking met Content partners Een greep uit de key-note sprekers WWW.DIGIBOUW.NL

7 NUMMER 10 - OKTOBER 2025 ACTUEEL De laars die vakmensen niet meer willen uittrekken Met de lancering van de BBZ6000 in 2008 zette Buckbootz een revolutie in gang in de wereld van veiligheidslaarzen. In 2020 werd dit succes versterkt met de BBZ8000, die hoge zichtbaarheid, 360° reflectie en gecertificeerde enkelbescherming combineerde in een onovertroffen mix van veiligheid en comfort. En nu, in 2025, tillen ze dit erfgoed naar een nog hoger niveau: maak kennis met de BBZ9000BK, de meest geavanceerde veiligheidslaars die ze ooit hebben ontwikkeld. ogen, bewijst de BBZ9000 dat ultieme bescherming en een strak, modern design perfect samengaan. Dankzij de kenmerkende aflopende schacht en de slimme integratie van versterkte aantrekgrepen is de laars gemakkelijk aan en uit te trekken, mét behoud van de kenmerkende Buckbootz pasvorm. De grepen zijn getest op een trekkracht van maar liefst 70 kilo per stuk, wat neerkomt op 140 kilo per laars. Samen met de praktische hielspur voor makkelijk uittrekken levert dat ongekend gebruiksgemak op en maakt het de BBZ9000BK tot een dagelijkse partner op de werkvloer. DEZE LAARS LEGT DE LAT HOGER Ook op prestaties laat de BBZ9000BK zien dat hij de lat hoger legt. De laars is volledig gecertificeerd volgens EN ISO 20345:2022 en voldoet aan de strengste eisen op het gebied van veiligheid en comfort. De combinatie van een metaalvrije neus en tussenzool garandeert maximale bescherming tegen impact en penetratie, terwijl de speciaal ontwikkelde zool bestand is tegen extreme hitte tot 300 graden en tegelijk grip biedt op ladders en gladde oppervlakken. Isolatie tegen zowel kou als warmte, gecombineerd met bescherming tegen olie, brandstof en elektrostatische ontlading, zorgt ervoor dat de BBZ9000BK inzetbaar is in de meest uiteenlopende en zware omstandigheden. Bovendien heeft de BBZ9000BK, net als de BBZ8000, de EN 13832-2:2018 Type U-test doorstaan, wat de chemische bestendigheid aantoont tegen diesel, waterstofperoxide en chloorbleekmiddel. Daarmee bewijst dit model dat het niet alleen bestand is tegen de dagelijkse praktijk op de bouwplaats of in de industrie, maar ook tegen de meest agressieve vloeistoffen waar professionals mee te maken krijgen. De BBZ9000BK markeert het hoogtepunt van het komende seizoen – een laars die niet alleen veiligheid garandeert, maar ook bewijst dat prestaties en design hand in hand kunnen gaan. IN DE SPOTLIGHT De BBZ9000BK introduceert een innovatie die het verschil maakt: geïnteBUCKLER BOOTS B.V. WWW.BUCKBOOTZ.NL greerde metatarsal bescherming. Waar traditionele veiligheidslaarzen vaak log en zwaar Doorbraak zonnecellen: koperen elektroden in plaats van zilver  Links: Een silicium heterojunctie-zonnecel die in dit onderzoek volledig met koper is gemetalliseerd. Rechts: Microscoopbeeld van een zeer dunne koperlijn, aangebracht met zeefdruk op een silicium HJT-zonnecel. TNO is er in geslaagd om met een nieuw zeefdrukproces koper aan te brengen op zonnecellen. Met deze innovatie kan bijna net zoveel elektriciteit worden opgewekt als met het traditioneel gebruikte zilver. Door het gebruik van koper wordt de productie van zonnecellen goedkoper en duurzamer. Koper is op dit moment honderd keer goedkoper en duizend keer minder schaars dan zilver. Zonnecellen, die meestal gemaakt zijn van silicium, absorberen zonlicht en zetten dit om in een elektrische stroom. Om deze elektrische stroom op te vangen en af te voeren, wordt een raster van dunne zilveren lijnen op het oppervlak van de cel aangebracht. Met de vinding van TNO kan het zilver vervangen worden door koper. Het nieuwe proces, dat gebruik maakt van de bestaande productietechnologie van zeefdrukken, maakt het mogelijk om zeer smalle koperlijnen aan te brengen op zowel de voor- als achterkant van de zonnecellen. Prestaties van deze koper-gemetalliseerde cellen liggen binnen 1% van traditionele zilver-gemetalliseerde cellen. De innovatie is belangrijk, omdat de wereldwijde vraag naar zonne-energie snel groeit. Volgens schattingen kan de jaarlijkse groei van PV-capaciteit in 2035 oplopen tot bijna 1 terawatt. Bij zo’n opschaling van de PV-productie zou tot 50% van de jaarlijkse zilverproductie alleen al voor zonnecellen gebruikt worden. VEEL POTENTIE Het onderzoek betreft silicium heterojunctie (HJT) zonnecellen. Dat is een type zonnecellen met bijzonder hoog rendement en hoge energieopbrengst. “Deze doorbraak opent een belangrijke mogelijkheid voor zilver-vrije HJT-zonnecelproductie zonder extra investeringen in productieapparatuur en complexere productieprocessen. Het biedt ook uitstekende potentie voor toepassing in toekomstige hoog-efficiënte perovskiet/ silicium tandemzonnecellen”, aldus Yu Wu, hoofdonderzoeker bij de Solar Energy Group van TNO. Het onderzoek is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Nederlandse PV-startup MCPV B.V. Daarnaast is samengewerkt met een bedrijf dat metallisatiepasta’s ontwikkelt. “Het resultaat is zeer belangrijk voor duurzame opschaling van de productie van HJT zonnecellen: de zilverkosten- en beschikbaarheids-beperkingen worden verlaagd met minimale penalty voor het celrendement, terwijl standaard productietechnologieën worden gebruikt. Dit biedt een snelle route naar productie”, aldus Benjamin Strahm, CTO van MCPV B.V. VERDERE ONTWIKKELING TNO werkt verder aan het verbeteren van het koper-metallisatieproces en het ontwikkelen van hieraan aangepaste geavanceerde zonnepaneel-technologie. Ook gaat men door met het testen van de lange termijn betrouwbaarheid van de geproduceerde zonnepanelen. De resultaten zijn behaald met steun van het SusCon-project, ondersteund door TKI Urban Energy, onderdeel van de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, en SolarNL, gefinancierd door het Nationaal Groeifonds.

Bij AIC Visser vinden we het gewoon mooi om het onmogelijke mogelijk te maken voor onze klanten. We doen het. Flexibel, oplossingsgericht en altijd met een plan. Van aggregaat tot complete bouwplaatsinrichting snel en overal geleverd? Komt goed.

9 NUMMER 10 - OKTOBER 2025 ACTUEEL Den Haag update Nieuws vanaf het Binnenhof WHOLE LIFE CARBON KOMT ERAAN Over iets meer dan één jaar stelt Nederland een routekaart vast voor invoering van grenswaarden en doelstellingen op basis van de Whole Life Carbon-berekening. Vanaf 1 januari 2028 worden die grenswaarden stapsgewijs van kracht bij aanvraag van een bouwvergunning. Dit vertelde Dirk Breedveld (ministerie van VRO) tijdens het Webinar Lente-akkoord op 9 september 2025. Voor milieuprestaties op gebouwniveau formuleert de Europese Commissie richtlijnen: de EPBD. In 2024 is hiervan deel IV gepubliceerd. De EPBD-IV schrijft onder andere voor dat de prestaties van gebouwen moeten worden uitgedrukt in de Global Warming Potential (GWP). Dat potentieel wordt bepaald door uit te rekenen hoeveel CO2 (-equivalent) een gebouw gedurende de gehele levenscyclus veroorzaakt: ofwel Whole Life Carbon (WLC). Deze WLC komt voort uit de Green Deal en het overkoepelende EU-doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Iedere lidstaat moet vóór 2027 de WLC-bepalingsmethode vaststellen. In een roadmap moet staan hoe die in bouwregelgeving wordt verankerd; in Nederland in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Op 1 januari 2028 moet de WLC met de bijbehorende grenswaarden vervolgens in werking treden. Eerst alleen voor bouwwerken met een gebruiksoppervlakte van 1.000 m² en meer; vanaf 1 januari 2030 voor alle bouwwerken, ook voor woningen. Vanaf dat moment moeten bouwpartijen bij aanvraag bouwvergunning aantonen dat het ontwerp aan de grenswaarden voldoet. De MPG komt in Nederland dan te vervallen. NIEUWE CPR Voor milieuprestaties op productniveau formuleert de Europese Commissie eisen in de Europese Verordening Bouwproducten (CPR). Tot voor kort ging het daarbij vooral om eisen op het gebied van (brand) veiligheid. Op 8 januari 2025 is een nieuwe CPR in werking getreden. Hierin is de milieuprestatie expliciet als eis toegevoegd. Op basis van geharmoniseerde testmethoden worden hiervoor verklaringen afgegeven: ‘Declaration of Performance’. Deze testmethoden worden nu en in de komende jaren in overleg met alle lidstaten ontwikkeld. Een onderdeel van de nieuwe CPR is een digitaal productenpaspoort. Als het nieuwe stelsel van kracht is, worden milieuprestaties van een gebouw zichtbaar gemaakt met een nieuw Energielabel. Dat label laat voor elke levenscyclusfase zien wat de bijdrage aan opwarming van de aarde is. LAAG AANTAL FAILLISSEMENTEN IN DE BOUW In 2024 nam het aantal faillissementen in de bouw toe in de gespecialiseerde bouw, van 224 in 2023 naar 337 in 2024. Dit betreft onder andere bedrijven die zonnepanelen installeerden en waarvoor de marktvraag toen grotendeels wegviel. Veel bouwbedrijven verkeren, ondanks volumekrimp in 2024, na jaren van groei in goede financiële staat. Daardoor blijft het totale aantal faillissementen in de bouw beperkt. De ingezette productiegroei leidde begin 2025 ook al tot een daling van het aantal faillissementen. AANNEMERS KIJKEN MET MEER VERTROUWEN VOORUIT Het ondernemersvertrouwen is ook verder gestegen in september in de Nederlandse bouw. Het geeft aan dat aannemers positief zijn over de ontwikkeling van hun orderboeken en dat ze weer meer bereid zijn personeel aan te nemen. Begin 2024 was het ondernemersvertrouwen nog bijna negatief. Sindsdien groeit het vertrouwen gestaag, wat wijst op hernieuwd optimisme in de bouwsector. EEN DERDE VAN DE BEDRIJVEN WIL DE PRIJZEN VERHOGEN Veel bouwers willen ook hun verkoopprijzen verhogen in 2025. In september gaf 36% van alle bouwbedrijven aan prijsstijgingen door te willen voeren. Dit komt doordat de vraag aantrekt en de volumes stijgen waardoor de concurrentie beperkter is. Materiaalkosten stijgen nog nauwelijks. Wel namen de loonkosten behoorlijk toe en is er blijkbaar nog ruimte om deze te kunnen doorberekenen. BOUWMONITOR B&U Maurice van Sante ING Research  maurice.van.sante@ing.com Frank de Groot Hoofdredacteur BouwTotaal  frank@handelsuitgaven.nl Vijf feiten en fabels over Stage V motoren Het gebruik van Stage V motoren is een hot topic in de bouwsector. De industrie beweegt richting schonere, efficiëntere en uiteindelijk emissievrije aandrijving. Het vraagt om continue innovatie, gepaste wetgeving en duurzamere brandstofkeuzes. Stage V motoren zijn in deze transitie een belangrijk alternatief: ze stoten minder uit dan andere brandstofmotoren, zonder in te leveren op vermogen. Boels Rental staat stil bij de feiten, fabels en misverstanden rondom Stage V motoren en de rol van biodiesel. 1. FEIT: STAGE V MOTOREN ZIJN SCHONER DAN SOMMIGE AUTO’S Door de strenge emissienormen, die de uitstoot van fijnstof en stikstofoxiden tot een minimum beperken, stoten Stage V motoren minder schadelijke stoffen uit dan oudere personenauto’s. Dit betekent dat een graafmachine op een bouwplaats tegenwoordig net zo schoon kan draaien als een kleine auto in het centrum van een stad. Euro 6-dieselauto’s of elektrische auto’s en machines zijn in principe milieuvriendelijker, mits deze rijden op groene stroom. 2. FABEL: STAGE V MOTOREN KUNNEN NIET TEGEN LAGE TEMPERATUREN Er leeft een idee dat de geavanceerde emissiesystemen van Stage V motoren niet goed functioneren bij lage temperaturen. Wist je dat problemen bij te lage of hoge temperaturen vaak worden veroorzaakt door het gebruik van de verkeerde brandstof, zoals winter- in plaats van zomerdiesel? Bovendien kan onvoldoende onderhoud of langdurig stationair draaien bij oudere motoren voor storingen zorgen bij lagere temperaturen. Moderne Stage V motoren zijn echter uitvoerig getest en ontwikkeld voor gebruik in uiteenlopende omstandigheden, zo ook koude winters. Via slimme sensoren en automatische regeneratie van het roetfilter passen de motoren zich goed aan op lagere temperaturen. Met het juiste onderhoud en de juiste brandstof draaien deze motoren net zo betrouwbaar in de kou. 3. FEIT: STAGE V MOTOREN ZIJN FLUISTERSTIL Het getik van een hamer hoor je op sommige bouwplaatsen eerder dan het gebrul van een motor. Door de strengere Europese regelgeving rondom uitstoot en geluidsoverlast, moeten nieuwe machines aan de maximale geluidsnormen van 85 dB(A) voldoen. Fabrikanten zijn verplicht om motoren en uitlaatsystemen zo te ontwerpen dat ze minder lawaai maken tijdens gebruik. In combinatie met de eisen van een schonere uitstoot zijn Stage V motoren nu een stuk stiller en milieuvriendelijker dan hun voorgangers. 4. FABEL: STAGE V MOTOREN KUNNEN NIET OP BIODIESEL DRAAIEN Er wordt vaak gedacht dat Stage V motoren alleen werken met standaard diesel. Integendeel, veel van deze motoren zijn juist geschikt voor (gedeeltelijk) gebruik van biodiesel. Er moet dan wel aan de juiste specificaties worden voldaan, zoals EN 14214 (de Europese dieselnorm die de kwaliteitseisen vastlegt voor dieselmotoren) voor FAME (de chemische naam voor biodiesel, gemaakt uit plantaardige oliën of dierlijke vetten). Bovendien vereist HVO, een vorm van biodiesel, geen aanpassingen aan filters en leidingen. Fabrikanten geven aan welke mengverhouding is toegestaan. Biodiesel draagt bij aan een lagere CO2-uitstoot. 5. FEIT: STAGE V MOTOREN HUREN VOORKOMT HOGE INVESTERINGSKOSTEN Door Stage V motoren te huren in plaats van aan te schaffen, vermijden bedrijven hoge investeringskosten. Dit biedt de mogelijkheid om tijdelijk te beschikken over moderne, emissiearme technologie, bijvoorbeeld bij piekdrukte of specifieke projecten. Zo blijft het machinepark flexibel en up-to-date, zonder grote financiële verplichtingen. CONCLUSIE Er zijn onder bouwprofessionals nog altijd veel misverstanden als het gaat om Stage V motoren. Door de feiten en fabels naast elkaar te zetten, wordt duidelijk dat Stage V motoren schoner, stiller én veelzijdiger zijn dan andere brandstofmotoren. Zelfs als het gaat om het gebruik van biodiesel of werken in koude omstandigheden. Met de juiste kennis en brandstofkeuze kunnen bedrijven optimaal profiteren van de voordelen van deze motoren.

PLATFORM VOOR HEEL BOUWEND NEDERLAND 10 Ontwerp-Nota Ruimte: 131 grootschalige woningbouwlocaties Om de woningnood op te lossen worden circa 131 nieuwe, grootschalige woningbouwlocaties aangewezen, waarvan vier nationaal en 127 regionaal. Daarnaast staat Nederland voor grote ruimtelijke opgaven op onder meer het gebied van bereikbaarheid, energie, defensie, economie, landbouw en natuur. Dat blijkt uit de Ontwerp-Nota Ruimte die op 26 september 2025 is gepresenteerd door het kabinet. De Ontwerp-Nota Ruimte geeft de nationale ruimtelijke keuzes en richtingen voor Nederland voor de periode tot 2050. “We staan als land voor enorme opgaven die vragen om nationale richting en keuzes. Maar de ruimte is schaars en kunnen we maar één keer goed verdelen. Daarbij willen we dat Nederland herkenbaar blijft voor haar inwoners, maar niet alles blijft bij het oude. We kunnen immers niet stil blijven staan. Hierbij telt elke regio, want we hebben alle regio’s nodig bij de opgaven in de fysieke leefomgeving. We schuiven problemen niet zondermeer door naar elders of toekomstige generaties en streven naar een rechtvaardige verdeling van de lusten en lasten”, aldus minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), bij de presentatie van de Ontwerp-Nota Ruimte. VIER THEMA’S De Ontwerp-Nota Ruimte ordent de verschillende beleidskeuzes binnen vier samenhangende thema’s: 1. Wonen, werken en bereikbaarheid. Circa 131 nieuwe, grootschalige woningbouwlocaties en ruimte voor de ontwikkeling van kleinschalige en middelgrote woningbouwlocaties. In totaal ruim 1 miljoen woningen tot 2035. 2. Economie en energie. Prioriteit aan de forse uitbreiding en verzwaring van de energie-infrastructuur. Grote energieclusters, zoals de Rotterdamse haven en Chemelot, zijn expliciet aangewezen als ‘van nationaal belang’. Verder dragen ontwikkelingen van Defensie niet alleen bij aan onze veiligheid, maar ook aan regionale economisch kansen. 3. Landbouw en natuur. Zorgvuldig omgaan met het onttrekken van landbouwgrond voor andere functies. Verder biodiversiteit en natuurkwaliteit herstellen, met een focus op meervoudig ruimtegebruik. Bijvoorbeeld door combinaties met ruimte voor de rivieren of oefengebieden van Defensie. 4. Water en bodem. Bodemherstel, dijken versterken, rivieren meer ruimte geven en drinkwaterbronnen beschermen. Zo is Nederland voorbereid op klimaatverandering en zeespiegelstijging, meer neerslag, hitte en droogte, verzilting en bodemdaling. WONEN, WERKEN EN BEREIKBAARHEID Als we focussen op de bouw- en infrastructuur dan zie we in de Nota vijf onderscheidende ontwikkelstrategieën voor wonen, werken en bereikbaarheid: versterken, initiëren, stimuleren, transformeren en accommoderen (VISTA). Het kabinet kiest voor Versterken in gebieden die op zichzelf staand minder snel groeien. Hierbij gaat het om de ontwikkeling van wonen en werken, passend bij de maat en schaal van de regio, met behoud en ontwikkeling van voorzieningen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Zeeland en Friesland. In specifiek Groningen-Assen, Twente en Zuid-Limburg wil het kabinet een schaalsprong Initiëren. De aanwezige grote steden, bedrijven, universiteiten en kennisinstellingen bieden daar kansen voor een schaalsprong in economische groei. In gebieden waar de bevolking wel toeneemt, maar de economie een impuls kan gebruiken kiest de overheid voor Stimuleren. In regio’s als Zwolle en Arnhem-Nijmegen wordt daarom ingezet op groei van werkgelegenheid. Speciale aandacht is er voor de regio Rotterdam-Den Haag, waar Transformeren de strategie is. Hier liggen grote veranderopgaven in het bestaand stedelijk gebied en in het landschap. Het kabinet wil deze regio toekomstbestendig maken, zodat ze weer in de Europese top mee kan doen. In de meest dynamische metropoolregio’s, zoals Amsterdam en Eindhoven, met een sterke groei van economie en bevolking spreekt de Nota van Accommoderen. Deze regio’s blijven motoren van de Nederlandse economie, maar wel in balans met de kwaliteit van de leefomgeving. Hiervoor moeten voorzieningen en infrastructuur meegroeien en is een inzet op betaalbare woningen nodig. NIEUWE, GOED BEREIKBARE WONINGBOUWLOCATIES De woningnood is hoog en dit wil het kabinet oplossen. Daarom worden vier nieuwe nationale en 127 regionale grootschalige woningbouwlocaties aangewezen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van kleinschalige en middelgrote woningbouwlocaties (waaronder ‘straatje erbij’ en ‘straatje erin’) gestimuleerd in gebieden met een beperktere woningbehoefte, aanvullend op de bestaande voorraad. Ook kan in heel Nederland een wijkje erbij (tot 100 woningen) aansluitend op een bestaande kern gerealiseerd worden, passend in de ruimtelijke context. De grootschalige locaties liggen in en dichtbij bestaand stedelijk gebied en zijn goed ontsloten met auto en openbaar vervoer. Binnen regio’s vormen stedelijke knooppunten van weg en spoor plekken waar wonen, werken en voorzieningen zich concentreren. Zo worden bestaande infrastructuur benut en kunnen deze efficiënt worden uitgebreid met nieuwe grootschalige infrastructuur. De Ontwerp-Nota Ruimte in zijn geheel bekijken? Ga naar https://ruimtelijke ordening. nl. Vul in het zoekvak in: ‘Ontwerp-Nota Ruimte’. Je vindt daar ook een samenvatting van de Nota.

11 NUMMER 10 - OKTOBER 2025 ACTUEEL De realiteit van ons elektriciteitsnet eist een radicale koerswijziging. De manier waarop we nu bouwen – hoe ambitieus ook – is simpelweg niet houdbaar. De politiek heeft grootse woningbouwplannen. Terecht, de woningnood is hoog. Maar tussen mooie verkiezingsbeloften en de realiteit ligt een gapend gat: netcongestie. Er is op veel plekken in Nederland te weinig netcapaciteit om alle ambities te realiseren. Netcongestie is helaas geen wolk die morgen overwaait. Het is onze gezamenlijke realiteit. We moeten met deze netbeperkingen leren werken. Decennia lang vertrouwden we op centrale stroomopwekking. Dat éénrichtingsverkeer is door de energietransitie vastgelopen. Zonnepanelen, warmtepompen, elektrische auto’s: fantastisch, maar ze zorgen voor onvoorspelbare, enorme pieken. Dit geldt voor zowel verbruik als teruglevering. De toekomst is niet centraal. De toekomst is flexibel en lokaal. EEN NIEUWE NORM ‘Niet nóg meer regels’, denkt u nu misschien. Toch zie ik de schaarste op het net als een dwingende kans. Het dwingt ons tot de creativiteit die we lieten liggen. We kunnen niet wachten tot Den Haag of de netbeheerders het probleem oplossen. Wij moeten nu, lokaal en samen, aan de slag. In overleggen met wethouders uit mijn regio kwam de term Netbewust Bouwen op tafel. Dit is een methode waarbij u architectonische en technische keuzes maakt om de belasting op het net te verminderen én te spreiden. Het doel? Pieken voorkomen. Dit doet u door slim energiegebruik, lokale opslag en centrale aansturing. Zo kunnen we meer woningen bouwen, ondanks de beperkte netcapaciteit. Wat nu, concreet voor u? U, de ontwikkelaar en bouwer, staat aan de lat. U moet het elektriciteitsnet – en de druk van uw project – al in de ontwerpfase meewegen. We moeten anders denken en vooral anders doen: Beperk de Piek. Hoe voorkomen we dat iedereen om 18:00 uur de warmtepomp vol aan heeft, de auto laadt én kookt? Dit vraagt om slimme laadpalen die laden als de stroom groen en goedkoop is. Of om collectieve opslag op wijkniveau. Denken uw installateurs zo? Slimmer is in aanschaf misschien duurder, maar de gebruiker én de samenleving profiteren direct. Spreid het Gebruik. Integreer systemen die het energieverbruik verplaatsen en spreiden. Een huiseigenaar kan een dynamisch contract afsluiten. Maar wie helpt deze bewoner bij het slim aansturen van apparaten? U kunt in het ontwerp de noodzaak voor kostbare netverzwaring wegnemen. Ontwerp Flexibiliteit en Levensduur. Nieuwbouw moet klaar zijn voor de toekomst. Dat betekent voorbereid zijn op bidirectioneel laden en lokale batterij-opslag. Denk niet in losse huizen, maar in een flexibel energieknooppunt dat met de rest van het net communiceert. TOEKOMSTBESTENDIGHEID De Milieuprestatie Gebouwen (MPG) dwingt u al om in een 75-jaarstermijn te denken. Die 75 jaar is een wettelijke rekenbasis. Maar de werkelijke uitdaging is toekomstbestendigheid. We moeten nu woningen bouwen die zó slim en flexibel zijn, dat ze de moderne eisen van vandaag overleven en ook over 25 jaar nog relevant en aanpasbaar zijn. Wie draait aan de knop? Als gemeente kunnen wij het energiesysteem zwaar mee laten wegen bij locatiekeuzes. Maar marktpartijen, u bent de motor. Wees ambitieuzer dan de BENG-norm. Hanteer een nieuwe norm: de Netbewust-norm. Daarom roep ik de Haagse politiek op om die norm te creëren. Zo kunnen we projecten toetsen op hun bijdrage aan een stabiel net. Maar ik roep óók u op: wacht niet op de wetgever. Word koploper. Laat zien dat u de urgentie begrijpt. Netbewust Bouwen is meer dan techniek. Het is ook een gedragsverandering. U kunt de meest geavanceerde installaties plaatsen, maar de bewoner moet mee. Dat bewustzijn moet u al in het ontwerp integreren. Maak het de bewoner makkelijk om slim te zijn. Stop met bouwen alsof er oneindige stroom is. Zie schaarste als een kans. Begin met het bouwen van slimme, flexibele en energie-onafhankelijke leefomgevingen. Zet de knop om. Belangrijker; ontwerp alvast die slimme knop voor de bewoner. Arap-John Tigchelaar, wethouder gemeente Ermelo De knop om BOUWVISIE ARAP-JOHN TIGCHELAAR Soort groen bepaalt waardering van de buurt Groen in de stad is waardevol. Vanuit veel perspectieven, zoals klimaatadaptatie of gezondheid, kan het nuttig zijn te zorgen voor voldoende groen in de stad. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft daarom in een studie gekeken naar verschillende soorten groene ruimte, en de waardering ervan in verschillende soorten bebouwde omgeving. In een eerdere studie vond PBL bewijs dat mensen gemiddeld genomen bereid zijn meer te betalen voor een huis als er meer bomen in de buurt staan. Er bleken echter ook grote verschillen tussen én binnen gemeenten. Dat leidde tot de vervolgvraag hoe, wat en waar groene ingrepen het meest effectief in onze leefomgeving ingepast kunnen worden. Daarom is in de studie ‘Groene ruimte in de gebouwde omgeving’ gekeken naar verschillende soorten groene ruimte en de waardering ervan in verschillende soorten bebouwde omgeving. TYPEN BUURTEN EN GROEN De onderzoekers hebben gekozen voor zes typen bebouwde buurten: onbewoond, dorpse en open bebouwing, suburbane bebouwing, compacte stedelijke bebouwing, hoogstedelijke bebouwing en zeer hoogstedelijke bebouwing. Op dezelfde wijze zijn zes typen buurten in termen van de groene ruimte onderscheiden: laag groen, gemengd groen, park of open gebied, landbouw, versteend en boomrijk. Met deze typologieën van buurten is er nogmaals gekeken naar de waardering van mensen, voor zover die in de betalingsbereidheid voor de woning tot uiting komt. In het algemeen wordt een groene omgeving door mensen positief gewaardeerd, maar niet alle soorten groene omgevingen worden even veel gewaardeerd. ‘Gemengd groen’, waar lage en hoge soorten groen voorkomen, wordt vrij algemeen positief gewaardeerd. In mindere mate geldt dat ook voor parkachtige omgevingen en open ruimte. Voor ‘Versteende ruimte’ is er een gemengd beeld: in sommige bebouwde omgevingen leidt dat tot een lagere transactieprijs, en in andere juist tot een hogere. ‘Laag groen’, dat vooral bestaat uit grasvelden en bermen, is gemiddeld genomen juist een weinig populaire soort groen om in de omgeving te hebben. Een belangrijke kanttekening daarbij is dat de mate waarin de omgeving verzorgd is ertoe doet. De waardering daarvoor komt echter niet tot uitdrukking in deze analyse. INVLOED INKOMEN Belangrijk is ook de constatering dat zowel huishoudens met hogere als lagere inkomens een groene woonomgeving waarderen. Zij lijken in principe dezelfde voorkeuren te hebben: dezelfde combinaties van ‘grijs’ en ‘groen’ leiden tot hogere transactieprijzen, maar lagere inkomens betalen daar doorgaans wat minder voor bij dan hogere inkomens. Deze bevinding suggereert dat voorkeuren voor combinaties van groene ruimte in bepaalde gebouwde omgevingen niet primair door inkomen worden gedreven. Het maakt uit wát voor soort groen je realiseert. De resultaten in dit rapport onderstrepen het belang en vooral de waardering van groen in de stad. Het is belangrijk te kijken naar de relatie van de groene ruimte met de bebouwde omgeving. Niet alles werkt overal. Maar als beleidsmakers erin slagen de juiste groene omgevingen te creëren in buurten, dan creëert dat duidelijk waarde voor mensen. Een waarde die in woningprijzen tot uiting komt, maar ook allerlei waarden (met name voor klimaatadaptatie, biodiversiteit) die geen onderwerp waren van dit onderzoek en mogelijk wel maar niet per se in de woningprijs tot uiting hoeven komen. Hele onderzoek downloaden? Ga naar www. pbl.nl/publicaties/groene-ruimte-in-de-gebouwde-omgeving.  Foto: Griffioen.  ‘Gemengd groen’, waar lage en hoge soorten groen voorkomen, wordt vrij algemeen positief gewaardeerd. Foto: VHG.

PLATFORM VOOR HEEL BOUWEND NEDERLAND 12 Hoe ziet de bouwsector er in 2040 uit? Wonen, verbouwen en verhuizen HOE WONEN, VERBOUWEN EN VERHUIZEN BEWONERS IN 2040? • Je woont op het water in een drijvende woonwijk die klimaatbestendig is en waar nieuwe woningen eenvoudig bij te schakelen zijn. • Verhuizen? Je verhuist van Bunnik naar Zoetermeer en neemt je eigen appartement gewoon mee: de verhuizer plaatst het appartement in een gereserveerd slot zodat het als een boek ook in een kast op een andere locatie is te plaatsen. • Verbouwen? Je least een extra verdiepings-module op je huis voor de twee kinderen en bestelt deze weer af als ze het huis uit gaan. Op basis van huidige trends en inzichten heeft TNO zich gewaagd aan een visie op de toekomst van de bouw. Hoe ziet de bouwsector er in 2040 uit? Belangrijke ontwikkelingen zijn onder meer AI en digital twins, nieuwe businessmodellen, industrieel bouwen, zelf je huis configureren en de toenemende importantie van de architect. 1. AI EN DIGITAL TWINS VOOR SLIMME GEBIEDSONTWIKKELING Gebiedsontwikkeling omvat tal van belangen, regels en beslissingen die ook nog eens in de tijd kunnen veranderen. Dit leidt tegenwoordig tot stroperige procedures, weinig transparantie en veel onzekerheid voor alle betrokkenen. Om deze complexiteit te beheersen is digitalisering essentieel. In 2040 kan regelgeving en beleid naar verwachting automatisch met AI geïnterpreteerd worden en maken digitale tools alle benodigde informatie eenvoudig toegankelijk en toetsbaar. Dit zorgt voor waarborging van een nauwe samenwerking tussen partijen, rekening houdend met alle regelgeving. Eigenlijk niets nieuws: in de assemblage-industrie worden dergelijke tools al vele jaren succesvol ingezet. Ook digital twins zijn in 2040 niet meer weg te denken. Deze digital twins geven met generatieve AI de mogelijkheid om ‘droog te oefenen’ met gebiedsindelingen en bieden inzicht in de gevolgen van onze beslissingen. Daardoor kunnen we zelf in het proces al zien wat bijvoorbeeld de energiebehoefte zal zijn van een toekomstige wijk en of dit aansluit bij de netcapaciteit. Transparant en voorspelbaar voor alle partijen, what-yousee-is-what-you-get. 2. NIEUWE BUSINESSMODELLEN In 2040 is een gebouw niets anders dan een set van samengestelde standaard componenten. Dat biedt kansen om na te denken over nieuwe business modellen. Van koploper in prefab ontwikkelen we ons in Nederland tot koploper in industrieel bouwen. Met kwaliteitswoningen die we al lang niet meer alleen binnen onze landsgrenzen zien staan. Housing-as-a-service In 2040 bieden conceptaanbieders en investeerders op grote schaal housing-as-aservice (HaaS) concepten aan. Hierbij blijven deze partijen eigenaar van de componenten waaruit een project ontwikkeld is. Denk aan vloeren, gevels, daken en installaties. Doordat deze partijen de kennis hebben van de componenten zijn zij beter in staat om deze systemen opnieuw te gebruiken in bijvoorbeeld tijdelijke woningbouw. Dit in tegenstelling tot traditionele bouw uit 2025 waarin de klant eigenaar werd van het gebouw en de subsystemen. Het gevolg is dat dergelijke conceptaanbieders in 2040 op een ander manier nadenken over materiaalgebruik, aansluitingen en installatie techniek om het hergebruik en onderhoud in de toekomst beter te kunnen faciliteren. Dit zijn nu immers hun eigen assets. Het monitoren van installaties is een standaard procedure en biedt inzicht in de technische kwaliteit van deze subsystemen, de levensduur en het financiële plaatje. Standaardiseren is combineren Door componenten en interfaces te standaardiseren kunnen veel bouwers een eigen product-platform opbouwen. Er zijn in 2025 al conceptuele bouwers op de markt die afspraken maken om componenten van verschillende aanbieders met elkaar te combineren. Daar wordt de wereld mooier van: hoe groter het aanbod van verschillende componenten die gecombineerd kunnen worden, hoe groter de ontwerpvrijheid binnen de kaders van de concepten. Shared manufacturing Eén van de grote uitdagingen van 2025 is het optimaal benutten van de capaciteit  Foto: Team Havenloft/ Public Domain Architects.  In 2040 bieden conceptaanbieders en investeerders op grote schaal housing-as-a-service (HaaS) concepten aan. Hierbij blijven deze partijen eigenaar van de componenten, zoals gevels, daken en/of installaties.  Door de inzet van digitalisering en verregaande standaardisatie hebben we ook in Nederland in 2040 de stap gezet naar shared-manufacturing: een grote gezamenlijke fabriek waar bedrijven productiecapaciteit kunnen huren. Foto: Premier Modular.

13 NUMMER 10 - OKTOBER 2025 BOUWPLAATS & LOGISTIEK Bouwen aan morgen: robots op de bouwplaats Het is 2040 en je bent uitgenodigd voor het 50-jarig jubileumfeest van Bouwbedrijf Van Vleuten uit Maarssen. Het moderne magazijn staat nu vol met medewerkers, familie en opdrachtgevers. Eigenaar Chris van Vleuten stapt op het geïmproviseerde podium en neemt het woord. TNO schetst een beeld van hoe het zou kunnen zijn over vijftien jaar. We geven een samenvatting. “Welkom allemaal! In 2025 toen ik de aannemerij van mijn vader overnam, had de bouwwereld flink wat uitdagingen. Ons land kampte met een fors woningentekort. Er was een grote renovatie-opgave om huizen duurzamer te maken. We zaten midden in een energietransitie, en veel van onze wegen en bruggen waren aan vervanging toe”, opent Chris van Vleuten. “Kortom: er moest flink gebouwd worden in Nederland, in een hoog tempo. Dat ging niet altijd zo vlot, want we hadden toen natuurlijk nog een stikstofprobleem, het maken van bouwplannen duurde lang en er werden te weinig vergunningen verleend.” AANTREKKEN VAN GOED PERSONEEL Het aantrekken van goed personeel werd voor bouwbedrijven steeds lastiger. Er was steeds minder instroom van gekwalificeerde vakmensen, terwijl oudere collega’s met veel kennis en ervaring met pensioen gingen. Chris: “Er zat maar een ding op: we moesten efficiënter gaan werken.” Om zijn laatste opmerking kracht bij te zetten, start Chris met een handgebaar een Augmented Reality experience, waarbij het publiek ineens midden in de kraakheldere productiehal van Van Vleuten lijkt te staan. Die heeft veel weg van een hypermoderne autofabriek: multipurpose robots langs de productielijn zetten volledig geautomatiseerd een HSB-skelet in elkaar. Op een andere lijn zien we hoe robots complete geveldelen, vloeren en wanden bouwen. Automatisch geleide voertuigen (AGV’s) transporteren de bouwelementen van werkstation naar werkstation. Ook zorgen ze voor een constante aanvoer van materialen. Vanuit de productiehal vliegen we naar de afdeling logistiek, waar de complete bouwpakketten op trailers worden geladen. We zien vervolgens hoe autonome trucks de modules naar de bouwplaats rijden. WELKOM OP MODERNE BOUWPLAATS! Augmentend Reality was in 2025 nog volop in ontwikkeling. Het is een techniek om een digitaal beeld aan de werkelijkheid toe te voegen, zoals met speciale brillen. Daarnaast werd er geëxperimenteerd met onder meer Virtual Reality, Internet of Things, Big Data en kunstmatige intelligentie. Ook wordt ervaring opgedaan met cobots. Dat zijn collaboratieve robots die compact zijn en speciaal zijn ontworpen om veilig samen te werken met mensen in een gedeelde werkruimte. Handelingen die wel nodig zijn, maar niet per se waarde toevoegen, zijn interessant om te automatiseren. Omdat robots kostbaar en dus beperkt inzetbaar zijn, is het interessanter om in eerste instantie Augmented Working in te zetten. Chris: “Er waren inmiddels tal van tools op de markt die het werk voor onze medewerkers nog eenvoudiger, veiliger en prettiger konden maken. Met Augmented Reality brillen was inmeten ineens niet meer nodig. We konden namelijk ‘zien’ waar we bijvoorbeeld ankers moesten plaatsen of gaten moesten boren. Daarnaast waren deze brillen ideaal om ervaren collega’s op afstand mee te laten kijken met een ingewikkelde klus. Bovendien is het een slimme manier om kennis te borgen binnen onze organisatie.” ROBOTISERING Aanvankelijk verzamelden de eerste robots vooral data en brachten ze processen in kaart. Pas later konden ze ook zelfstandig aan de slag. Chris: “Je kon minder met ze lachen, maar ze waren betrouwbaar en dol op saaie klussen. Ze maakten ons werk diverser en waardevoller, omdat onze medewerkers zich op échte uitdagingen konden richten die nog te complex waren voor onze robotcollega’s. Er kwamen nieuwe functies, zoals drone operators, programmeurs, AI-experts en automatiseringsspecialisten.” Chris noemt als voorbeeld de zelfbouwlijn met wanden, kozijnen en andere materialen op maat: “Klanten maken zelf een scan in hun woning, waarmee wij volledig geautomatiseerd een bouwpakket produceren. Die wordt compleet met materialen en werkinstructies thuisbezorgd, binnenkort zelfs met zelfrijdende vrachtauto’s! Dit had mijn vader nooit geloofd. Maar we doen het wel, en zijn bedrijf staat er beter voor dan ooit. Onze productiviteit is omhooggeschoten, net als onze winstgevendheid.” Chris besluit: “Ik verwacht dat de bouw verder zal automatiseren, want er valt op de bouwplaats nog genoeg te winnen. Nu al worden robots steeds flexibeler, waardoor ze ook niet gestandaardiseerde taken kunnen uitvoeren. Ook voor de komende jaren heb ik een duidelijke boodschap voor jullie allemaal: wees innovation ready!”  Automatisch geleide voertuigen (AGV’s) transporteren de bouwelementen van werkstation naar werkstation. Foto: Daiwa. in de markt. Productiefaciliteiten worden vooral gebruikt om projecten uit de eigen orderportefeuille te realiseren. Dat is straks niet meer. Door de inzet van digitalisering en verregaande standaardisatie hebben we ook in Nederland in 2040 de stap gezet naar shared-manufacturing: een grote gezamenlijke fabriek in bijvoorbeeld Rotterdam waar alle materiaalstromen samenkomen en waar bedrijven productiecapaciteit kunnen huren. Een andere mogelijkheid is dat netwerken van fabrieken uitwisselbaar elkaars componenten of producten kunnen produceren waardoor op- en afschalen makkelijk wordt gemaakt. Ook hier kan Nederland een leidinggevende positie pakken op de wereldmarkt en bijdragen aan de implementatie van mondiale standaarden. 3. SLIM BUNDELEN VAN VRAAG Afgelopen jaren zijn geweldige stappen gezet met initiatieven zoals ‘Bouwstromen’: standaardisatie van de vraag, bundeling van projecten en meer samenwerking. Het bracht een verandering teweeg in de manier waarop we projecten uitvragen in de markt en leidt tot een veel beter voorspelbare vraag. Waarom dat zo belangrijk is? Omdat geïndustrialiseerde bouwers alleen lekker kunnen draaien met een continue en voorspelbare vraag. Niemand investeert in dure fabrieken als de vraag troebel is. De industrie is al jaren bezig met industrieel en conceptueel bouwen en worstelt om de beschikbare capaciteit voldoende benut te krijgen. En dat met een nijpend woningtekort van 451.000 te bouwen huizen! Breed omarmen van initiatieven als ‘Bouwstromen’ (ook door de private sector) brengt vraag en aanbod slim bij elkaar. Met een voorspelbare vraag wordt de capaciteit van geïndustrialiseerde bouwers beter benut met vele nieuwe woningen tot gevolg. 4. ZELF EEN HUIS CONFIGUREREN Wel eens een nieuwe auto mogen uitkiezen? Dan ben je bekend met de online tools waarmee je je gewenste auto samenstelt. Voorspelbaarder kan haast niet: met een klik in de ‘configurator’ zie je direct hoe een en ander eruit komt te zien en wat het kost. Ook woningbouwcorporaties en ontwikkelaars kunnen tegenwoordig kiezen uit configureerbare concepten die aangeboden worden op overzichtelijke platforms. Achter de schermen vindt interactie plaats met aanbieders volgens gestroomlijnde procedures op verbonden platforms. Deze aanpak is het nieuwe normaal geworden waarbij op grote schaal uitvragen in de markt worden gezet die ingevuld kunnen worden met conceptuele oplossingen. Platformen zoals de conceptenboulevard, een initiatief van Netwerk Conceptueel Bouwen (NCB), hebben geleid tot overzichtelijke platforms waar het aanbod van de gehele markt te vinden is. Voorspelbaarheid troef voor alle partijen. 5. DE ARCHITECT IN 2040 Architecten gaan een steeds belangrijker rol innemen bij zowel de conceptontwikkeling, standaardisatie als de projectontwikkeling. De maakbaarheid en schaalbaarheid zijn daarbij essentiële kaders bij conceptontwikkeling. De interactie tussen architecten en bouwers wordt daarmee over projecten heen gewaarborgd. Dat leidt tot woonproposities van esthetische kwaliteit en wordt ‘eenheidsworst’ voorkomen. CONCLUSIE Dit alles is goed nieuws voor conceptuele en industriële bouwers omdat de continuïteit en de voorspelbaarheid van de vraag is toegenomen. Dit biedt bouwers ruimte om te investeren en te optimaliseren. Zij kunnen leren over projecten heen, kunnen zo hun concepten finetunen en de aansluiting bij de klantvraag continu verbeteren. Voorspelbaarheid geeft ruimte voor verbetering.  Platformen zoals de conceptenboulevard, een initiatief van Netwerk Conceptueel Bouwen (NCB), hebben geleid tot overzichtelijke platforms waar het aanbod van de gehele markt te vinden is.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=