BouwTotaal 11 - 2023

51 NUMMER 11 / NOVEMBER 2023 INNOVATIE & INSPIRATIE ‘Niet-dragende’ langsgevelwanden: flexibel aansluiten of doorstapelen? Een veel voorkomende vraag bij de afdeling Techniek en Advies van Calduran is: “Moeten ‘niet-dragende’ langsgevelwanden aan de bovenzijde flexibel worden aangesloten of mogen deze over meerdere verdiepingen worden doorgestapeld?” Het is logisch dat dit afhankelijk is van de situatie. Als eerste is het goed om in te gaan op het verschil tussen een starre en flexibele aansluiting. Het voordeel van een starre aansluiting is dat dit een goede constructieve verbinding geeft, die de nodige krachten kan opnemen. Vaak is dit nodig om de stabiliteit van een gebouw te verzorgen en om belastingen van bovenliggende verdiepingen naar de fundering af te voeren. Deze verbinding verdient altijd de voorkeur tenzij een starre aansluiting om bepaalde redenen niet gewenst is. Bij aansluitingen waar vervormingen optreden, mogen verbindingen niet star worden uitgevoerd, omdat dan scheurvorming kan ontstaan. Denk hierbij aan wanden die op vloeren staan, die kunnen namelijk tot wel 10 mm doorbuigen. Hier is een flexibele aansluiting gewenst. Daarnaast is het soms nodig om wanden akoestisch te ontkoppelen, zodat er geen geluidstrillingen worden doorgegeven naar de buren. Dit speelt met name bij langsgevels van appartementengebouwen. De wand wordt dan 10 mm losgehouden en gevuld met een flexibel materiaal. Als er toch krachten overgebracht dienen te worden, bijvoorbeeld van de windbelasting, zijn daar specifieke ankers voor nodig. RIJWONINGEN Bij rijwoningen met ankerloze spouwmuren verzorgen de penanten in de voor- en achtergevel meestal de stabiliteit, eventueel in combinatie met een extra stabiliteitswand langs het trapgat. De aansluitingen dienen hierbij rondom star uitgevoerd te worden. Dit om stabiliteitskrachten vanuit de bouwmuur en de vloer naar de penanten te kunnen overbrengen, ook om de belasting vanuit het binnenspouwblad naar de fundering door te stapelen. De verdiepingsvloer daarom direct op de penant leggen, bij voorkeur zonder vilt of een ander oplegmateriaal. Als de vloer getoogd is (bijvoorbeeld bij voorgespannen kanaalplaatvloeren of breedplaatvloeren met een aangebrachte toog), dient nagedacht te worden over de ruimte die hierdoor ontstaat tussen onderkant vloer en bovenkant wand. Veel van de toog zal verdwijnen als de vloerbelasting, zoals de afwerkvloer en erop staande wanden, wordt aangebracht. In die gevallen, dat de vloer tijdelijk wordt onderstempeld, zal de vloer pas zakken als men de stempels verwijderd of laat “schrikken” (het tijdelijk losdraaien van stempels nadat de bovenbelasting is aangebracht). De vloer zal dan weer op de penant rusten en in staat zijn om de windbelasting op de gevel op te nemen. Indien de toog te groot is komt de wand aan de bovenzijde los te staan (vooral in het midden van de vloer). Daarom dient een eventuele spleet altijd dichtgezet te worden met mortel. Ook kan voor het leggen van de vloer een laag mortel op de wand worden aangebracht waar de vloerplaten dan ingelegd worden. Vergeet niet de oplegnokken aan de langszijde van de begane grondvloer dragend uit te voeren. Dus als de begane grondvloer sterk getoogd is, deze nokken in mortel leggen of direct na het leggen onderkauwen. Bij rijwoningen met massieve bouwmuren dient men uit te gaan van de detaillering die bij appartementen worden gebruikt. APPARTEMENTENGEBOUWEN Bij appartementengebouwen bestaan de woningscheidende wanden meestal uit massieve kalkzandsteenwanden van 300 mm dikte of 250 mm dikke Hoogbouwelementen. Ook hier heeft het de voorkeur om de vloeren op de binnenspouwbladen van de langsgevelwanden te laten dragen. Hierdoor kunnen deze wanden de stabiliteit van het gebouw verzorgen. Vanwege geluidseisen volgens NPR 5075 dienen deze langsgevels dan in minimaal 214 mm dikte (of 175 mm Hoogbouwkwaliteit) te worden uitgevoerd. Bijkomend voordeel is dat de doorbuiging van vloeren ter plaatse van de gevel niet optreedt. En omdat geveldragers aan de vloerranden worden gemonteerd ontstaat dan ook minder vervorming in het baksteen buitenblad. Ook hier geldt, net als bij de rijwoningen, dat als de toog erg groot is, de ruimte tussen onderzijde vloer en bovenzijde wand dichtgezet moet worden met mortel. GALERIJWONINGEN Bij galerijwoningen kiest men er vaak voor om de langsgevelwanden als een niet-dragende wand uit te voeren. Het voordeel is dat deze dan iets lichter kan worden gedimensioneerd. Vanwege de windbelasting op de penanten, meestal in een dikte van minimaal 120 mm. Deze dunne wanden mogen, vanwege beperking van geluidsoverdracht, niet star aan de zware woningscheidende wanden worden aangesloten of aan de erboven liggende vloer. Rondom moet een 10 mm flexibele voegvulling aangehouden worden (zie het gevelaanzicht). In de praktijk is dit makkelijk te realiseren door de kim 10 mm lager uit te voeren en het binnenspouwblad 10 mm los te houden van de bouwmuur. Deze niet-dragende langsgevelwanden aan de bovenzijde verankeren aan de vloer met een wand-vloer koppelanker, zodat de optredende windbelasting kan worden opgenomen. Door de flexibele aansluitingen kunnen deze wanden niet fungeren als stabiliteitswand. Zorg er ook voor dat de schil van de breedplaatvloeren over de gehele wand doorloopt, zodat de vloer niet op de wand wordt afgestort!

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=