BouwTotaal 7-8 - 2023

PLATFORM VOOR HEEL BOUWEND NEDERLAND 18 Installatiegeluid meten in en om woningen Installatiegeluid: een aspect dat niet vergeten mag worden binnen de ontwikkeling en realisatie van woongebouwen. Klachten liggen op de loer, maar hoe meet je zoiets? Met de komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb1) vindt er een accentverschuiving plaats van een toets op papier bij de aanvraag omgevingsvergunning, naar het voldoen van de gerealiseerde situatie bij gereedmelding. Zijn er wettelijke kaders en dekken deze de hinder wel? Welke afspraken zijn er over meetmethodieken, meetmiddelen en instellingen van de installatie? In dit artikel wordt hier nader op ingegaan. TEKST: HUUB NEUTEBOOM, ADVISEUR INSTALLATIEGELUIDBEHEERSING NIEMAN RAADGEVENDE INGENIEURS EN HET GELUIDBURO BEELD: NIEMAN EN HET GELUIDBURO, TENZIJ ANDERS VERMELD Gelukkig, er is wetgeving omtrent het toelaatbaar installatiegeluidsniveau in je woon- en slaapkamer. Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan maximale niveaus voor een aantal specifieke installaties behorende tot woongebouwen, zijnde ‘Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanische voorziening voor luchtverversing, een installatie voor warmte- of koudeopwekking, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift’. Zonder uitvoerig stil te staan bij de letterlijke wetstekst, geldt een eis van 30 dB(A) in de slaap- en/of woonkamer van de buren. In je eigen woon- en slaapkamer geldt dezelfde eis voor alleen de mechanische voorziening voor luchtverversing, warmteopwekking of warmteterugwinning. In april 2021 is daar nog een eis aan toegevoegd: het geluid van buiten opgestelde installatie voor warmte- of koudeopwekking (airco’s en warmtepompen) mag maximaal 40 dB(A) zijn bij de buren. Globaal geldt deze eis bij rijtjeswoningen ter plaatse van de erfgrens en bij appartementen op de dichtstbijzijnde te openen raam/deur. MILIEUREGELS Behoort de installatie tot een inrichting, dan gelden er ook nog milieuregels, veelal vallend onder Activiteitenbesluit Milieubeheer. Hierbij kan je denken aan de warmtepomp of luchtbehandeling van een school, op het dak van je appartement, een centrale WKO-installatie in de kelder van het woongebouw dat wordt beheerd door een energieleverancier of de horecagelegenheid in de plint van het woongebouw. Het Activiteitenbesluit stelt een eis aan het gemiddeld geluidsniveau van 35, 30 en 25 dB(A) in respectievelijk dag-, avond-, en nachtperiode voor IN de woning. De geluidseisen op gevels met te openen ramen zijn respectievelijk 50, 45 en 40 dB(A). Optredende piekgeluiden mogen maximaal 20 dB(A) hoger zijn. Deze eisen gelden voor de som van alle installaties en andere activiteiten van de inrichting. Meer en meer wordt duidelijk, dat deze eisen de hinder niet dekken. Met de huidige woningbouwmethodiek, waarbij goede thermische gevels (en daarmee veelal geluidsdichte gevels) toegepast worden, zijn achtergrondgeluidsniveaus lager dan 20 dB(A) meer regel dan uitzondering, ook binnenstedelijk en aan drukke verkeersaders. Installatiegeluiden van 30 dB(A) per installatie of 33 tot 35 dB(A) gezamenlijk zijn dan duidelijk hoorbaar en kunnen daardoor sneller hinderlijk zijn. Echter ook niveaus van 20 dB(A) met fors laagfrequent en/ of tonaal geluid kunnen tot hinder leiden, zeker wanneer ze continu of repeterend in de slaapkamer waarneembaar zijn. Voor laagfrequent geluid zijn er richtlijnen, zijnde DIN 45680,de NSG-richtlijn Laagfrequent geluid en de Vercammen-curve. Dit is geen formele wetgeving, maar biedt wel enige houvast in de beoordeling van aanwezigheid en hinderlijkheid van het geluid. Daarnaast zijn er akoestische fenomenen als interferentie, zweving en staande golven die kunnen zorgen voor extra hinder. BEOORDELINGSMETHODIEK Het Bouwbesluit schrijft voor, dat de installatiegeluidmetingen in de woning moeten worden uitgevoerd conform NEN5077:2019 ‘Geluidwering in gebouwen’. Afhankelijk van de grootte van de ruimte wordt het aantal meetpunten gekozen. Het te toetsen installatiegeluid wordt bepaald op basis van het gemiddelde over de hoek met hoogste (C-gewogen) geluidniveaus en twee metingen in het midden van de ruimte, waarbij er gecorrigeerd wordt voor: 1. Nagalmtijd: in kale nog niet opgeleverde woningen is de galm door het ontbreken van stoffering en meubilair hoger dan bij daadwerkelijk gebruik. Deze hoge galm zorgt ook voor toename in het installatiegeluidsniveau tijdens de metingen. Om die reden corrigeren we de gemeten waarde in kale ruimten tijdens oplevering naar een referentienagalmtijd van 0,5 s, hetgeen een ingerichte woningen evenaart. 2. Volume: vanwege vrije indeelbaarheid van de woningen (één van de grondbeginselen van het Bouwbesluit) moet gerekend worden naar een ruimte van 25 m3. Veelal betekent dit voor woonkamers dat er nog 1 tot 3 dB bij het gemeten installatiegeluidniveau op komt. Voor bronnen met een continue werking (ventilatie en warmtepompen) wordt het installatiegeluid per meetpunt bepaald door het gemiddelde geluidsniveau gedurende de meetperiode. Voor bronnen met een fluctuerend karakter, bijvoorbeeld doorspoelen toilet of liftbewegingen, wordt het installatiegeluid bepaald op basis van maximale geluidsniveau (pieken dus) gedurende de werkingscyclus. De daadwerkelijke bedrijfsstanden/situaties waarin de installatie gemeten moeten worden zijn voorgeschreven in NEN-EN-ISO 16032:2004. De eisen zijn geen gemiddelde over langere etmaalperiode, er is dus geen correctie voor bedrijfsduur. Ook zijn de eisen voor dag-, avond- of nachtperiode gelijk. Tonaal geluid Eventuele hinderlijkheid van het geluid, bijvoorbeeld tonaal geluid, valt eveneens buiten de scope van de beoordelingsmethodiek. Denk bij tonaal geluid aan geluidsbronnen als jankende tandwielkasten, brommende transformatoren, gierende ventilatoren, bepaalde typen (cross)motoren, modelvliegtuigen, trilapparatuur (betonindustrie) of kettingzagen. Bij installaties behorende tot de gebouwde omgeving kan tonaal geluid bijvoorbeeld afkomstig zijn van een compressor (zie Figuur 1), ventilator, hydrofoor of liftmotor. Momenteel ligt er een voorstel om een toeslag tonaal geluid toe te voegen aan NEN 5077, maar tot heden is dit er niet. Voor het geluid van buiten opgestelde warmtepompen/airco’s moet gemeten worden conform Bijlage VIII van het Bouwbesluit. De positie van het beoordelingspunt is gedefinieerd, bijvoorbeeld op 1,5 meter hoogte op de erfgrens en/of 0,5 meter boven de schutting, wanneer deze afscheiding zich op de erfgrens bevindt (mits wel voldoende geluidwerend ingeschat). Hierin is ook de buitenluchttem-  In april 2021 is een eis toegevoegd aan het Bouwbesluit 2012: het geluid van buiten opgestelde installatie voor warmte- of koudeopwekking (airco’s en warmtepompen) mag maximaal 40 dB(A) zijn bij de buren. 1 ) De Wkb gaat vooralsnog alleen gelden voor lage risico gebouwen vallend onder gevolgklasse 1, zoals woningen en eenvoudige bedrijfsgebouwen. Woongebouwen tot 70 meter vallen onder gevolgklasse 2. Zoals het er nu naar uit ziet wordt de Wkb op z’n vroegst over vijf jaar uitgebreid met gevolgklasse 2 en eventueel later ook gevolgklasse 3.  Figuur 1.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=