BouwTotaal 6 - 2021

27 NUMMER 6 / JUNI 2021 THEMA ENERGIETRANSITIE / CIRCULAIR De standaard voor woningisolatie Voorstel Standaard In de tabel is een voorstel voor de hoogte van de Standaard uitgewerkt. Woningen gebouwd na 1995 voldoen over het algemeen aan het kwaliteitsniveau van isolatie, maar bij sommige woningen zal betere kwaliteit van het glas, betere kierdichting en/of aanpassing aan het ventilatiesysteemwel nodig zijn. Woningtype Voorstel Standaard Compactheid (Als/Ag*) Netto warmtevraag (kWh/m 2 ) Eengezinswoningen voor 1945 < 1,00 ≥ 1,00 = 60 = 60 + 105 x (Als/Ag – 1,0) Eengezinswoningen na 1945 < 1,00 ≥ 1,00 = 43 = 43 + 40 x (Als/Ag – 1,0) Meergezinswoningen voor 1945 < 1,00 ≥ 1,00 = 95 = 95 + 70 x (Als/Ag – 1,0) Meergezinswoningen na 1945 < 1,00 ≥ 1,00 = 45 = 45 + 45 x (Als/Ag – 1,0) *Als = het totale verliesoppervlakte van het gebouw (binnen de energieschil). Ag = het totale oppervlakte van het gebouw (binnen de energieschil). De afspraken in het Klimaatakkoord leiden tot een stapsgewijze verduurzaming van bestaande woningen. Hiervoor is de beperking van het warmteverlies en het energiegebruik van verwarmingsinstal- laties nodig. Een lagere warmtevraag is een praktische voorwaarde voor veel van de duurzame warmtealternatieven, zoals warmtepom- pen of aansluiting op een warmtenet, in combinatie met lage tem- peratuur verwarming. Maar hoeveel isolatie is nodig om een woning toekomstbestendig te maken? Dat staat in de recent gepresenteerde ‘Standaard voor woningisolatie’. TEKST: ING. FRANK DE GROOT Om de gebouweigenaren te ondersteunen bij de energietransitie is in het Klimaatakkoord onder meer afgesproken een Standaard voor woningisolatie te ontwikkelen. Hiermee krijgen gebouweigenaren een referentie voor wat als goede en toekomstvaste woningiso- latie kan worden beschouwd. Dat geeft een goede basis om plannen te maken die passen bij de eigen situatie. In een brief aan de Tweede Kamer heeft de minister van BZK op 18 maart 2021 de Standaard voor woningenisolatie gepresen- teerd. De standaard is opgesteld door een commissie met een brede vertegenwoordi- ging van betrokken partijen, zoals de VNG, Bouwend Nederland, Techniek Nederland en de Woonbond. WAAROM BETER ISOLEREN? Met het isoleren naar de Standaard worden woningen voorbereid op een toekomst waarin woningen met lagere tempera- turen worden verwarmd dan nu veelal gebruikelijk is. Door het afkoppelen van woningen van aardgas, zijn alternatieve temperatuurbronnen noodzakelijk die tevens minder energie gebruiken om een woning te verwarmen. Voorbeelden zijn verwarming met elektrische warmtepompen of met lage temperatuur warmtenetten op basis van aquathermie, geothermie of restwarmte van bijvoorbeeld een elektriciteitscentrale, fabriek of datacenter. Doordat warmtepompen en warmtenetten met lagere watertemperaturen werken, is lage temperatuur verwarming (LTV) nodig. Dat is een verwarmingstechniek waarbij de temperatuur van het water dat naar de radia- toren, vloerverwarming of wandverwarming gaat veel lager is dan dat van een gewone centrale verwarming. De aanvoertempera- tuur van het water bij een lage temperatuur- verwarming is maximaal 50 graden Celsius, terwijl dit bij een gewone centrale verwar- ming kan oplopen tot 80 graden bij een modern centraal verwarmingssysteem en tot wel 90 graden bij verouderde systemen. Door de lage watertemperatuur van een LTV installatie is minder energie nodig om een woning te verwarmen. Het verwarmen met een LTV-systeem vraagt wel een goede isolatie van de schil, omdat het anders binnen niet comfortabel warm wordt. Veel gebouweigenaren worstelen dan ook met de vraag: hoeveel moet ik isoleren om voorbereid te zijn op lage temperatuur verwarming? DE STANDAARD De Standaard voor woningisolatie geeft aan wanneer een woning goed geïsoleerd is en hoeveel warmte dan nog nodig is om de woning te verwarmen. Daarbij is een niveau gekozen dat als toekomstvast kan worden beschouwd. Dat betekent dat de betreffende woning later, bij aansluiting op duurzame bronnen met een lagere temperatuur- warmte, niet nogmaals voor 2050 geïsoleerd hoeft te worden. De Standaard kan in één keer worden gerealiseerd, maar het isoleren kan ook stapsgewijs plaatsvinden. Belangrijk is verder dat alle isolatiemaatregelen binnen de bestaande constructie kunnen worden getroffen om bouwkundig ingrijpen zoveel mogelijk te beperken. De ruimte binnen de constructie moet ook maximaal worden benut. Isoleren naar de Standaard borgt dat be- staande woningen gebouwd na 1945 in de toekomst aangesloten kunnen worden op ruimteverwarming van 50 graden. Als gevolg van het uitgangspunt binnen de bestaande constructie te isoleren, is de Standaard voor vooroorlogse woningen minder strikt. Deze woningen hebben vaak geen of een te smalle spouw. Als de buitenmuur dan aan de buiten- zijde wordt geïsoleerd betekent dit een aan- passing van het uiterlijk van de woning. Wordt de buitenmuur aan de binnenzijde geïsoleerd dan gaat woonoppervlak verloren en moeten mogelijk radiatoren en bijvoorbeeld wandcon- tactdozen worden verplaatst. Daarom is het niveau van de Standaard voor vooroorlogse woningen zo gekozen dat dit niet nodig is. Het gevolg hiervan is wel dat deze woningen niet zonder extra maatregelen op 50 graden kunnen worden verwarmd. Er is uiteindelijk gekozen voor vier Standaarden: • eengezinswoningen gebouwd tot en met 1945; • meergezinswoningen gebouwd tot en met 1945; • eengezinswoningen gebouwd na 1945; • meergezinswoningen gebouwd na 1945. Het ambitieniveau van de Standaard gaat ervan uit dat alle gangbare maatregelen aan de schil worden getroffen, inclusief ventilatie en kierdichting. Als al deze maatregelen aan de schil in één keer worden getroffen, zullen woningen na 1945 meestal als een label A woning kunnen worden geclassificeerd. Wordt er stapsgewijs naar de Standaard geïsoleerd dan worden deze woningen als gevolg van de labelbepalingsmethode waar- schijnlijk als label B geclassificeerd. STREEFWAARDEN VOOR BOUWDELEN Naast een Standaard voor de gehele woning zijn er ook streefwaarden ontwik- keld voor afzonderlijke bouwdelen, zoals vloer, ramen, buitenmuren en dak. Ook is er een streefwaarde voor kierdichting en ventilatie. Isoleren van een bouwdeel naar deze streefwaarde zorgt ervoor dat dit bouwdeel afdoende niveau is geïsoleerd en in de toekomst niet meer opnieuw hoeft te worden aangepakt. Dit uitgangspunt van een toekomstvaste referentie op bouwdeel- niveau voor de streefwaarde is reeds in het Klimaatakkoord afgesproken en leidt ertoe dat afzonderlijke streefwaarden voor losse bouwdelen meestal ambitieuzer zijn dan de wettelijke minimumeisen die bij nieuwbouw wordt gesteld. Een besluit over de verplichting voor ver- huurders om in 2050 aan de Standaard te voldoen wordt door de minister aan een vol- gend kabinet gelaten. Een afweging over een eventuele verplichting voor eigenaar-bewo- ners lijkt volgens de minister op z’n vroegst aan de orde bij de evaluatie van de Standaard en streefwaarden in 2025. Dat is ook zo afge- sproken in het Klimaatakkoord. Ook is er dan meer duidelijkheid over de eventuele nadere Europese voorstellen voor regulering van de energieprestatie en energiebesparing in de bestaande gebouwde omgeving. Een uitgebreide memo over de Standaard en Streefwaarden is te vinden op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rap - porten/2021/03/18/standaard-en-streefwaar - den-uitkomst-traject-begeleidingscommissie  Foto: Knauf.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=