BouwTotaal 3 - 2021

7 ACTUEEL NUMMER 3 / MAART 2021 Den Haag update Nieuws vanaf het Binnenhof TOENAME ENERGIELABEL C KANTOREN TE TRAAG Kantoren moeten vanaf 1 januari 2023 minimaal energielabel C hebben. Die verplichting is een afspraak in het Ener- gieakkoord uit 2013. Uit onderzoek blijkt dat te weinig kantoren hieraan voldoen en dat het aantal dat aan de eisen voldoet te langzaam stijgt. Volgens de laatste schatting van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn er ongeveer 65.000 kantoren die moeten voldoen aan de verplichting voor energielabel C (alleen kantoorfunctie, niet gebouwen met gecombineerde functies). In totaal telt Nederland zo’n 100.000 kantoren. Kleine kantoren en monumenten zijn uitgesloten van deze verplichting. Als we van deze getallen uitgaan, heeft nu 38% van de energielabel-C-plichtige kantoren een groen label van C of beter en voldoet daarmee aan de verplichting. Het aantal energielabel C-plichtige kantoren met een groen label neemt sinds 2017 met 8 procent wel toe, maar te langzaam. Wanneer dit tempo niet versnelt, voldoen in 2023 lang niet alle kantoren aan de verplichting. Ruim 60% voldoet nog niet Naast de 38% van de kantoren met label C of beter, heeft 12% (zo’n 7.500) een geregistreerd label D of slechter. Voor 50% van de kantorenvoorraad is nog geen label geregistreerd. Het aandeel rode labels (label D-G) is in de afgelopen jaren veel minder hard gestegen dan het aandeel groene labels (label A-C). Kantoren waarvoor een label wordt geregistreerd, voldoen dus vaak al aan de label-C-verplichting. Er is voor 50% van de kantoren nog geen energielabel geregistreerd. Na registratie van het label zal een deel hiervan waar- schijnlijk wel aan de verplichting voldoen. Onbekend is hoe groot dat aandeel is. De energielabel C-plichtige kantoren zonder geregistreerd label of met een rood label voldoen op dit moment nog niet aan de ei- sen. Dat betreft ruim 60% van de kantoren. Financiële middelen voor handhaving Volgens de wet mag een kantoor dat onder de energielabel C-plicht valt, maar daaraan niet voldoet, per 1 januari 2023 niet meer worden gebruikt. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) stelde recentelijk extra financiële middelen beschikbaar aan gemeenten voor de handhaving van de wet. In een komende communicatiecampagne attendeert BZK de kantooreigenaren en -gebruikers op de energielabel C-plicht. Frank de Groot Hoofdredakteur BouwTotaal  frank@handelsuitgaven.nl VERKOOP NIEUWBOUW VOLATIELER DAN VERKOOP BESTAAND Maurice van Sante Senior econoom ING Economisch Bureau  maurice.van.sante@ing.nl De afgelopen jaren was vooral de aanbod- zijde van de woningbouw de beperkende factor. Schaarste aan bouwlocaties en (sinds een jaar) ook de stikstofmaatrege- len beperkten de afgifte van vergunnin- gen. De coronacrisis zorgt voor een oplo- pende werkloosheid en een verslechterde financiële positie bij veel consumenten. Dit vergroot de kans dat in de loop van 2021 ook de vraagkant een beperkende factor voor productiegroei in de bouw wordt. Een afnemende vraag remt de nieuwbouwproductie omdat de bouw van projecten vaak pas start als minimaal 70% van de woningen verkocht is. NIEUWBOUW EXTRA GEVOELIG VOOR ECONOMISCHE KRIMP Nieuwbouw is vergeleken met bestaande bouw extra gevoelig voor de economi- sche onzekerheid. Een koper koopt een nieuwbouwwoning en krijgt vaak pas na een jaar de sleutel als het afgebouwd is. Daardoor moet hij zijn huidige woning langer aanhouden en kan deze bij een koophuis pas later verkopen. Dit geeft extra risico’s over de verkoopprijs van de oude woning op dat moment en natuurlijk ook over het eigen inkomen (“Heb ik dan nog een baan?”). Als ook het aanbod van bestaande woningen komende tijd door de coronacrisis toeneemt, zullen huizenzoekers door deze onzekerheden vaker voor een bestaande woning kiezen in plaats van een nieuwbouwwoning. BOUWMONITOR B&U Verkoop nieuwsbouw veel volatieler dan verkoop bestaande woningen ‘Proeftuinen aardgasvrij’ maken knelpunten zichtbaar Er doen zich structurele knel - punten voor in het aardgasvrij maken van Nederland die extra aandacht vragen op rijksniveau. Worden die knelpunten niet aan- gepakt, dan zal het aardgasvrij maken van de gebouwde omge- ving lastig het gewenste tempo bereiken. Dat blijkt uit onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving, dat betrokkenen interviewde bij veertien voorlo- per-wijken in de transitie naar aardgasvrij. Uit het PBL-onderzoek wordt duidelijk dat de overgang naar een aardgasvrije warm- tevoorziening op dit moment zeer gede- tailleerd maatwerk vraagt. Hierdoor duurt het aardgasvrij maken van de onderzochte proeftuinen vaak langer dan gedacht. Er zijn grote verschillen tussen woningen in de onderzochte wijken en in de bereidheid en de mogelijkheden van de bewoners ommet het veranderingsproces mee te doen. Ook in het proces is veel maatwerk nodig: zo ontbreken er nog standaardstructuren voor kostenver- deling en is het onduidelijk wie welke risico’s en verantwoordelijkheden draagt. Soms zijn kostbare omwegen nodig: bijvoorbeeld een dubbele infrastructuur, omdat enkele bewo- ners (nog) niet aangesloten willen worden op een warmtenet. Om de financiën sluitend te krijgen blijkt vaak extra ondersteuning nodig. MEER MAATWERK NODIG DAN VERWACHT Er wordt veel geleerd in de proeftuinen. De contextafhankelijkheid en het maatwerk maken het echter lastig om die leerervarin- gen elders toe te passen. Dit geldt vooral voor taaie problemen, zoals een te beperkte bewonersbetrokkenheid of weerstand in de wijk. Zo vragen verschillende warmteopties zoals restwarmte, geothermie, elektrisch of waterstof om andere maatregelen achter de voordeur en vergt het nog tijd om te weten welke warmteopties naar de toekomst toe het meest reëel zijn. Volgens het onderzoek liggen de grootste drempels in de overgang naar aardgasvrij buiten de invloedssfeer van het initiatief in de wijk. Structurele problemen op hoger niveau vertragen het proces. Zo kan als bescher- mend bedoelde wetgeving beperkend zijn voor de transitie, bijvoorbeeld op het vlak van Europese aanbestedingsregels. Andere wetgeving, zoals de Warmtewet 2, geeft wei - nig sturing omdat deze nog in ontwikkeling is. Daarnaast hebben gemeenten vaak moeite om de benodigde kennis, kunde en tijd vrij te maken om de benodigde nieuwe vaardighe- den te ontwikkelen. Ook zou een breed ge- dragen verhaal over nut en noodzaak van een aardgasvrije woonomgeving het realiseren van draagvlak in de wijk kunnen helpen - nu is die er niet. OPLOSSEN VAN STRUCTURELE PROBLEMEN Het oplossen van de structurele knelpunten vraagt om keuzes en acties op het niveau van de Rijksoverheid, stelt het PBL op basis van dit onderzoek. De Rijksoverheid zet bijvoor- beeld de kaders waarbinnen gemeenten de mogelijkheid moeten zoeken om voldoende kennis, kunde en tijd menskracht vanuit de gemeente beschikbaar krijgen om de regierol verder op te pakken. Om deze transitie te kunnen realiseren, moeten de gemeenten in staat zijn om bewoners goed te betrekken. Hiernaast moeten er keuzes worden gemaakt op het gebied van verdeling van kosten en risico’s. “Doordat er op kleine schaal in de vorm van proeftuinen is gestart met het aardgasvrij maken van wijken, komen de knelpunten die deze lokale initiatieven ondervinden en de oplossingen die daarvoor nodig zijn vroegtij- dig aan het licht”, zegt transitieonderzoeker Marloes Dignum, die het onderzoek naar de Aardgasvrije Wijken bij PBL leidde. “De proeftuinen helpen om zicht te krijgen op de aard en omvang van de knelpunten, zodat deze kunnen worden opgelost, en de transitie kan versnellen. Zicht op de complexiteit is daarmee een noodzakelijke eerste stap.”

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=